Over de kunstenaar
Otto van Rees was een Nederlandse kunstenaar uit Freiburg, Duitsland, die opgroeide in een politiek en socialistisch geëngageerd gezin. Zijn vader stichtte in 1899 in Blaricum een idealistische kolonie, geïnspireerd door schrijvers en filosofen als Leo Tolstoj, die een sterke band had met de vegetariërs in Ascona, Zwitserland. Zo groeide Van Rees op in een omgeving vol kunstenaars, filosofen en anarchisten. Hij kreeg les van de schilders Jan Toorop en Herman Heijenbrock en werkte in zijn vroege periode in de stijl van het luminisme. Van Rees ging in 1904 op aanraden van Jan Toorop naar Parijs. Daar zou hij al snel George Braque, Pablo Picasso en Kees van Dongen ontmoeten, waarmee hij bevriend zou raken. Van Dongen en Van Rees zouden in een neo-impressionistische stijl samenwerken en na een reis naar Italië in 1905 naar het fauvisme neigen. Zijn werk begon meer te neigen naar abstracte, probaat door Braque beïnvloede werken, waardoor hij rond 1912 deelnam aan kubistische exposities in Parijs en Berlijn naast Piet Mondriaan, Fernand Léger en Henri Le Fauconnier. In 1915 exposeerde Van Rees samen met Hans Arp in Zürich, wat gezien wordt als een van de eerste uitingen van Dadaïsm. De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hadden een impact op Otto's werk, wat leidde tot religieuze thema's.
Tegen het einde van zijn carrière verhuisde Otto naar Bergen en vele andere Nederlandse en Belgische dorpen en begon hij op een meer figuratieve manier dan voorheen te werken, waarbij hij religieuze voorstellingen, stillevens en portretten maakte. Hij bleef tot aan zijn dood door heel Europa reizen. Hij wordt gezien als een belangrijk persoon in de Nederlandse kunstgeschiedenis, vanwege zijn grote netwerk binnen de Europese avant-garde in de eerste helft van de 20e eeuw.