Jan Sluijters was meer dan alleen 'een vrouwenschilder'
Jan Sluijters stond bij het grote publieke vooral bekend als 'vrouwenschilder'. Over zijn naaktmodellen schijnt hij gezegd te hebben zei hij: ‘Als ik ze geschilderd heb, wil ik ze niet meer en als ik ze wil, kan ik niet meer schilderen'. Het ging hem om de psyche van de vrouwen, maar dan wel van mooie vrouwen. Maar wie het oeuvre van Jan Sluijter onder ogen krijgt, ziet ook dat de schilder tot veel meer in staat was. In dit artikel geven we een beschrijving van zijn leven en proberen we aan de hand met verschillende van zijn werken ook zijn ontwikkeling als schilder weer te geven. Aan het eind van dit artikel geven we aan waar u tegenwoordig de kunstwerken van Jan Sluiters kunt bezichtigen en waar u een aantal van de schilderijen en tekeningen van Jan Sluiters kunt kopen.
De beginjaren van Jan Sluijters
Jan Sluijters werd geboren in 1881 en groeide op in eenvoudig rooms-katholiek gezin. Het kunstenaarschap werd hem met de paplepel in gegoten. Zijn vader was namelijk houtgraveur en maakte illustraties voor reclameplaten en verscheidene catalogi. Al vroeg werd zich Jans aanleg voor tekenen en schilderen zichtbaar, waarbij hij vooral door zijn vader werd gestimuleerd. Toen hij veertien jaar oud was, verhuisde hij met zijn ouders en zijn drie zusters vanuit zijn geboorteplaats ‘s-Hertogenbosch naar Amsterdam. In deze stad zou hij uiteindelijk het grootste deel van zijn leven doorbrengen.
Een nog relatief jonge Jan Sluijters als schilder
Jan Sluijters wordt zelfstandig kunstenaar
In Amsterdam bezocht Sluijters de HBS en daarna, van 1898 tot 1901, de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijs. Al vrij snel kreeg hij zijn eerste zelfstandige illustratieopdrachten, onder meer voor het Geïllustreerd Politie-nieuws. Hij illustreerde daar de wekelijksche kroniek van buitengewone voorvallen en maakte illustraties van misdaden en ongelukken. In deze periode illustreerde de nog jonge Jan Sluijters ook voor verschillende kinderboeken.
In juli 1901 behaalde hij zijn diploma. En aansluitende maakte hij gedurende één cursusjaar – van oktober 1901 tot juli 1902 – deel uit van de kleine schildersklas onder leiding van professor Nicolaas van der Waay aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Het jaar daarop volgde hij hier ook de avondcursus in de tekenklas onder leiding van prof. August Allebé.
In 1904 won Jan Sluijters met het 'in een academische stijl' geschilderde doek 'De profeet Elisa en de zoon van de Sunamitische vrouw' de prestigieuze Prix de Rome.
Jan Sluijters, De profeet Elisa en de zoon der Sunammitische vrouw, 1904, olieverf op doek, 151 x 120 cm
Jan Sluijters' wilde jaren
Beloond met een beurs kon hij vier jaar lang de kunst van de klassieken gaan bestuderen. Zijn getekende en geschilderde impressies van een rondreis, die hij, pas getrouwd, in 1905 en 1906 samen met zijn vrouw Bertha Langerhorst door Italië en Spanje maakte, konden aanvankelijk nog de goedkeuring van de jury van de Prix wegdragen. Maar dat gold zeker niet voor het in Parijs gemaakte werk, waarin hij, volgens het juryrapport, het academisch ideaal verloochende door ‘het valsche vernuft der nieuwste Fransche richting te huldigen’.
Zijn verblijf in Parijs in 1906 was voor Sluijters van belangrijke betekenis. Hij werd er gegrepen door het werk van de neo-impressionisten en de fauvisten en dat van kunstenaars als Henri de Toulouse-Lautrec en Kees van Dongen. Als een spons nam hij de verworvenheden van deze schilders in zich op. Met losse verfstreken en felle kleuren legde Sluijters op dynamische wijze het Parijse straat- en caféleven vast in werken zoals Café Olympia, Femmes qui s’embrassent en Bal Tabarin. Deze schilderijen werden echter door een groot deel van het Nederlandse publiek te frivool en te gewaagd geacht. Het kostte hem uitendelijk zijn studiebeurs maar leverde hem onbedoeld veel publiciteit op in Nederland. Eenmaal terug in Amsterdam in november 1906, had hij inmiddels naam gemaakt als pionier van het Nederlandse modernisme.
Jan Sluijters' wilde jaren, Bal Tabarin, 1907, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam
Jan Sluijters' luministische landschappen en stadsgezichten
De heftige reacties van de behoudende critici, zijn schilderijen werden op tentoonstellingen nogal eens geweigerd, brachten Sluijters er niet toe zijn vernieuwingsdrang te stoppen. Integendeel, hij bleef met allerlei nieuwe, modernistische uitdrukkingsvormen experimenteren en verwerkte deze tot een veelal eigen, herkenbare schilderstijl.
Zeker in het begin koos hij de omgeving van zijn woonplaats Amsterdam als onderwerp om te schilderen. Uit 1907 en 1908 dateren tal van luministische landschappen en stadsgezichten, die uit brede stippels en streken van felle, ongemengde kleuren zijn samengesteld. In deze werken lag steeds het accent op de weergave van de sensatie van het licht, waarbij de vrije, expressieve kleurtoetsen de structuur van het doek bepalen. Het luminisme bereikte een hoogtepunt in de schilderijen die in 1909 in het Brabantse Heeze en vooral vanaf 1910 in Laren ontstonden.
Zijn Gooische periode en de invoed van Van Gogh
In maart 1910 scheidde Sluijters van Bertha Langerhorst. Samen met zijn nieuwe geliefde, Greet van Cooten, die hij begin 1909 had leren kennen, woonde hij tot in het voorjaar van 1911 gedurende langere perioden in het Gooi. Geïnspireerd door het late werk van Vincent van Gogh schilderde hij er zijn befaamde oktoberzonnen en maannachten, thema’s waarop hij eindeloos varieerde. De losse, als bij toeval geplaatste verftoetsen werden vervangen door grotere, in elkaar grijpende kleurvlakken en vloeiende contouren, waarmee zijn werk aan helderheid en expressiviteit won. De intensiteit van de kleur werd opgevoerd in portretten en figuurstukken, waarvoor Greet dikwijls model stond, zoals Lezende vrouw uit 1911.
'Lezende vrouw' (Greet van Cooten), 1911, Jan Sluijters
In zijn zucht naar verandering vond Sluijters aansluiting bij andere voormannen van de moderne richting in de schilderkunst, onder wie Piet Mondriaan en Leo Gestel. Zij beïnvloedden elkaar over en weer en richtten samen met Conrad Kickert, Jan Toorop en Cees Spoor in het najaar van 1910 de Moderne Kunstkring op. Deze kring was vooral opgericht om het werk van de buitenlandse avant-garde in Nederland te tonen en vormde het antwoord op meer traditioneel ingestelde kunstenaarsverenigingen, zoals ‘Arti et Amicitiae’.
Hoewel Sluijters in deze jaren de moderne zaak met verve verdedigde – ‘een flinke actie is noodig’, schreef hij aan Cees Spoor (brief 7-7-1910) -, was hij allerminst een theoreticus of een voorvechter van welke stroming dan ook. In zijn poging een persoonlijke stijl te ontwikkelen putte hij niet uit theoretische overwegingen, maar ter wille van de expressie – uit verschillende avant-gardistische kunststromingen, zoals fauvisme, kubisme, futurisme en expressionisme. Vanwege het gemak waarmee hij elementen uit deze stromingen gebruikte, zou hem later een zekere ‘stijlloosheid’ worden verweten.
Jan Sluijters, ‘Oktoberzon - Laren’, 1910
Sluijters koos nooit voor een radicale oplossing – in die zin onderscheidde hij zich van Piet Mondriaan – en bleef de waargenomen realiteit als uitgangspunt behouden. Op grond van deze instelling kon hij in eenzelfde periode niet alleen ‘ultramoderne’ werken vervaardigen als 'Het ontwaken' uit 1913 en het nagenoeg abstracte Portret van een dame in rijkostuum uit 1914 schilderen maar ook natuurgetrouwe, genadeloos karakteriserende portretten maken als die van de verzamelaar Piet Boendermaker en van Jordaanvrouwen.
Een vergelijkbaar realisme uitte zich in de sterk verhalende politieke prenten die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog maakte voor De Nieuwe Amsterdammer. Daarbij ging het hem niet om het uiten van een politiek engagement. Hij benutte eerder de mogelijkheid om in een expressieve beeldtaal de dramatische actualiteit van de oorlog weer te geven.
Jan Sluijters, in kubistische stijl 'Dame in rijkostuum', 1914
Jan Sluijters' Staphorst periode
In de zomer van 1915 verbleef Sluijters gedurende een maand in Staphorst. De werken die hij naar aanleiding van dit bezoek maakte, vormen een afgesloten geheel binnen zijn oeuvre. Zonder enig sentiment legde hij het boerendorp en zijn bevolking vast in een reeks studies en variaties van portretten en landschappen, die uiteindelijk een samenhang vonden in het monumentale doek Staphorster boerenfamilie. Opvallend is het donkere kleurgebruik en de toenemende schematisering van de vorm. Het laatstgenoemde aspect kreeg een vervolg in de gestileerde danseressen en naakten, die kort daarna verschenen in schilderijen, maar ook op affiches en op de omslagen van het maandblad Wendingen in 1918/1919.
Jan Sluijters, Staphorster familie, 1915/16 (origineel te koop via Gallerease)
Jan Sluiters' huiselijke periode
Symbolisch voor een latere en geheel nieuwe fase in de ontwikkeling van Sluijters’ oeuvre is 'Het gezin van de schilder', een groot doek uit 1922. Evenals vele andere kunstenaars in de jaren twintig maakte Sluijters hiermee een ‘retour à l’ordre’: een terugkeer naar een gematigd klassieke, figuratieve stijl. Hij koos zijn onderwerpen uit zijn directe omgeving en schilderde, behalve portretten, naakten en stillevens, verschillende interieurs, waarin zijn vrouw en kinderen een rol spelen.
Sluijters leidde naarmate hij ouder werd steeds meer een huiselijk leven en hield er een strakke dagindeling op na: ‘Ik werk den geheelen dag en s’middags ga ik naar Arti, biljarten. Ik ben onder mijn collega’s een echte kruidenier, helemaal niet artistiek’ (De Groene Amsterdammer , 26-5-1928). Afgezien van vakanties en enkele bezoeken aan het buitenland bleef zijn actieradius beperkt tot Amsterdam. Daar woonde hij jarenlang in de Lomanstraat en vanaf 1930 aan het Olympiaplein: ‘de heele wereld voor mijn inspiratie ligt hier in een kring van vijf en twintig meter om heen. Ik reis niet. Hier vind ik alles wat ik schilder, m’n vrouw, m’n kinderen, deze meubelen, ‘n paar vazen en pullen – de bloemen, ja, deze cactusplanten, en nu en dan een modelletje’ (Nieuwe Rotterdamsche Courant , 24-12-1927).
'Jan, Rob en Liesje Sluijter', Jan Sluijters, 1926-1928 (origineel verkrijgbaar via Gallerease)
De waardering voor Sluijters’ werk groeide gestaag. Hij was nu een gevestigd kunstenaar, die zich boven de kritiek had verheven en geregeld met overzichtstentoonstellingen in het Amsterdamse Stedelijk Museum – waarvan de eerste in 1927 – werd geëerd. Als autoriteit op het gebied van de beeldende kunst werd hem gevraagd in tal van jury’s en commissies zitting te nemen. Een leuke annekdote is dat juist hij als 'voormalig vrouwenschilder' in 1929 werd uitgenodigd om jurylid te zijn bij de eerste Miss Holland verkiezing.
Jan Sluijters, Mulattin op sofa, 1927 (te koop via Gallerease)
Jan Sluijters als portretschilder
Omstreeks 1930 gold Sluijters als dé portretschilder van Nederland. Hij schilderde in opdracht talrijke prominente landgenoten, afkomstig uit universitaire kringen, de muziek- en theaterwereld en het bedrijfsleven. Deze portretten variëren van nuchtere, enigszins afstandelijke beeltenissen tot indringende karakterschetsen, zoals die van de Amsterdamse wethouder F.M. Wibaut en de dirigent Willem Mengelberg.
In de loop van de jaren dertig versomberde Sluijters’ palet. Hij volgde daarmee een algemene tendens binnen de schilderkunst, maar bleef in de eerste plaats een colorist, die niet zozeer met lijnen als wel met variaties van grijzen, groenen en bruinen de beoogde vorm wist te suggereren.
Jan Sluijters' indringende karakterschets van wethouder Wibaut, 1933
Jan Sluijters in de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Duitse bezetting raakte Sluijters depressief en werd hij enige tijd opgenomen in de Amsterdamse Valeriuskliniek. Hij leed onder het feit dat als gevolg van de oorlog een zeer voorspoedige periode in zijn loopbaan plotseling tot stilstand was gekomen, terwijl ook zijn sociale leven erdoor werd beperkt. Een combinatie van psychische en fysieke factoren – waaronder een ernstige vorm van bloedarmoede – maakte dat hij nauwelijks nog aan schilderen toekwam. Hij bleef lid van ‘Arti et Amicitiae’ en werd daardoor automatisch lid van de Kultuurkamer, wat hem na de bevrijding op een expositieverbod van een half jaar kwam te staan. Hij accepteerde dit gelaten en vond al snel daarna zijn oude elan terug.
Hernieuwde waardering voor Jan Sluijters
In een kleurrijke en decoratieve stijl schilderde hij portretten van zijn kleinkinderen en vrolijke interieurstukken, waaronder La joie de peindre uit 1946 en Moederschap uit 1948. Sluijters bleef gelden als de ‘grand old man’ van de Nederlandse schilderkunst, die zich evenwel positief over de jongste avant-garde, de Cobra-beweging, uitliet. Toen er in 1956 longkanker bij hem werd geconstateerd, raakte hij opnieuw terneergeslagen. Hij overleed het voorjaar daarop en werd onder grote belangstelling vanuit het Stedelijk Museum in Amsterdam begraven.
Jan Sluijters, 'Bij de Couturier', 1930-1953, (verkrijgbaar via Gallerease)
Jan Sluijters mag worden beschouwd als een van de fundamentele vernieuwers van de Nederlandse schilderkunst in de twintigste eeuw, al geldt die waardering vooral voor zijn werk uit de periode rond 1910. Gedurende een halve eeuw speelde hij een actieve rol in het kunstleven en vertegenwoordigde hij juist die groep kunstenaars die het schilderen ‘pur sang’ hoog in het vaandel had staan.
Meermalen werd hij getypeerd als een vurig schildersbeest, maar in werkelijkheid was hij een zoekend en hardwerkend schilder, die telkens opnieuw dingen uitprobeerde, maar toch ook in zijn schilderijen bij herhaling dezelfde thema’s, soms in nauwelijks gewijzigde vorm, oppakte. Zijn virtuoos talent, zijn veelzijdigheid en werkdrift vonden hun weerslag in een indrukwekkend oeuvre, dat naast talrijke aquarellen, tekeningen, boekillustraties, politieke prenten en affiches naar schatting drieduizend werken in olieverf omvat.
Jan Sluijters , 'Interieur met twee vrouwen en een hond, De roman' (1931)
Jan Sluijters begon zijn schildersloopbaan als een eigenzinnige rebel, die de goegemeente shockeerde en uiteindelijk eindigde hij als de alom toegejuichte meester, de favoriet van het establishment en die reputatie heeft hij nog steeds
Waar kunt u originele werken van Jan Sluiters bekijken?
De musea waar u Jan Sluijters werken kunt bezoeken zijn onder andere: het Noordbrabants Museum in Den Bosch, het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, het Singer Museum in Laren, het Kröller-Müller Museum in Otterlo, Kunstmuseum Den Haag, het Stedlijk Museum in Amsterdam en het Centraal Museum Utrecht.
Waar kunt u originele werken van Jan Sluijters kopen?
Op onze Gallerease website bieden wij een grote collectie met werken van Jan Sluijters te koop. Via deze link kunt u bekijken welke werken van Jan Sluijters beschikbaar zijn voor de verkoop.